Goed onderwijs is van groot belang voor zowel de verdere schoolloopbaan van leerlingen als hun latere werk en maatschappelijk functioneren. Naast leren lezen en schrijven is vooral ook het goed leren rekenen een must. Hoewel we er nauwelijks bij stilstaan, gebruiken we dagelijks onze rekenvaardigheden in zeer diverse contexten. We rekenen bijvoorbeeld wanneer we als traktatie een cake of taart moeten verdelen, wanneer we ons afvragen of we op de markt genoeg geld bij ons hebben om de boodschappen te kunnen betalen en wanneer we bedenken hoe laat we van huis moeten vertrekken om op tijd op school te zijn.
Het aanleren en automatiseren van rekenen en wiskunde gaat bij kinderen met dyscalculie zeer moeizaam. De problemen staan los van intelligentie of goed onderwijs.
Kinderen verschillen van elkaar, ook in hun ontwikkeling van rekenvaardigheden. Deze verschillen ontstaan door een interactie tussen kindkenmerken (zoals verschillen in aanleg, intelligentie, aandacht, werkgeheugen of taalvaardigheid) en omgevingsfactoren (denk bijvoorbeeld aan stimulering door de ouders of de kwaliteit van het genoten onderwijs). Het ene kind zal makkelijker leren rekenen dan het ander. Maar wanneer spreek je nu over een rekenprobleem en wat kun je er aan doen?
Wat is dyscalculie?
Dyscalculie is een rekenprobleem, dyscalculie betekent letterlijk ‘niet kunnen rekenen’. Waar kinderen met dyslexie moeite hebben met het aanleren van schoolse vaardigheden op het gebied van lezen en schrijven, hebben kinderen met dyscalculie juist problemen met rekenen. Het aanleren en automatiseren van rekenen en wiskunde gaat ze zeer moeizaam af. Een belangrijke oorzaak van dyscalculie is waarschijnlijk het gebrek aan getalinzicht. De rekenproblemen staan los van intelligentie of goed onderwijs.
Het opmerken van een rekenprobleem
De ervaring leert dat leerkrachten en ouders zich in groep 1, 2 en 3 veelal nog geen grote zorgen maken over zwakke rekenvaardigheid van een leerling. Toch is in groep 3 vaak al te zien welke leerlingen later rekenproblemen zouden kunnen gaan krijgen. Dyscalculie komt voor bij zo’n 3 tot 6 procent van alle basisschoolleerlingen. Dat is gemiddeld dus al snel 1 tot 2 kinderen per klas!
Wanneer onderzoek doen?
Als een kind zichtbaar vastloopt op school in zijn rekenontwikkeling én school heeft al wel extra hulp geboden maar de regenontwikkeling gaat niet genoeg vooruit, dan kan er een afweging worden gemaakt of er mogelijk verder onderzoek naar dyscalculie plaats zou moeten vinden.
Wil je als ouder je kind verder laten testen, dan kan dat bij het RID, (Regionaal Instituut Dyslexie en Dyscalculie – het RID behandelt en diagnosticeert ook kinderen met dyslexie). Op basis van de informatie die het RID over het kind krijgt kunnen ze kijken of een onderzoek wel of niet zinvol zou kunnen zijn.
Onderzoek naar dyscalculie
Bij het onderzoek kijken ze allereerst naar het niveau van het rekenen en naar de onderliggende vaardigheden. Ze kijken dan naar hoe het getalbegrip ontwikkeld is.
Getalbegrip is eigenlijk alles wat met getallen te maken heeft:
- Vlot en nauwkeurig kunnen tellen
- De telrij kunnen noemen
- Begrippen als meer en minder kunnen hanteren
- Begrijpen hoe getallen zicht tot elkaar verhouden
- Hoeveelheden kunnen inschatten
Dit zijn uiteindelijk allemaal voorbereidende vaardigheden die je nodig hebt om uiteindelijk goed te kunnen rekenen.
Wat we zien is dat bij kinderen met dyscalculie het getalbegrip, het inzicht van de getallen en de verwerking daarvan, niet goed ontwikkeld is. Als een kind daar uitval op laat zien, dan wijst dit in de richting van dyscalculie.
Het RID probeert daarnaast ook andere oorzaken uit te sluiten. Zo kijken ze naar de algemene intelligentie en het geheugen, naar een stukje gedrag en naar de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind. Dit kunnen namelijk ook andere verklaringen zijn voor slechtere resultaten op het gebied van rekenen.
De behandeling van dyscalculie
Wanneer je besluit aan een dyscalculie behandeling te beginnen, wat kun je dan eigenlijk verwachten?
Een dyscalculie behandeling vind één keer per week plaats met een vaste behandelaar, een vaste dag, een vast tijdstip. Een behandeling duurt 45 minuten. Natuurlijk moet er ook thuis geoefend worden met materiaal dat meegegeven wordt. Vijf keer per week 20 minuutjes per oefendag. Elk onderdeel moet kort gedaan worden, maar wel dagelijks worden gedaan. Op die manier krijg je namelijk het meest optimale effect. Eén keer per week heel veel oefenen is minder effectief dan elke dag een stukje doen. Met de juiste aanpak én intensieve begeleiding is dyscalculie goed te behandelen.
Tips
- Heb je een officiële diagnose dyscalculie dan heb je als leerling in het voortgezet onderwijs recht op 30 minuten extra tijd bij de eindexamens wiskunde en economie. Ook kinderen met andere ontwikkelingsstoornissen als dyslexie, adhd of autisme kunnen extra tijd krijgen voor een aantal vakken op de middelbare school.
- Op de website van het SLO (www.slo.nl) staan tientallen rekenspelletjes die motiverend en ondersteunend kunnen zijn voor zwakke rekenaars. Vooral omdat het memoriseren/ de automatisering van kinderen met dyscalculie uitermate zwak is, kan het bijzonder helpen in ‘verloren’ uurtjes deze leuke maar leerzaam spelletje te spelen.
- Andere sites waar je rekenspelletjes kunt doen:
- https://wijzeroverdebasisschool.nl/rekenspelletjes/
- www.spelletjesplein.nl/rekenen/
- www.fi.uu.nl/rekenweb
Bronnen en verder lezen
Tekst: Stephanie C. Boers – www.huisjeboompjeblogje.nl
Het RID, (Regionaal Instituut Dyslexie en Dyscalculie),
Dit is dyscalculie, prof. Hans van Luit