Bij de geboorte van je baby zijn de heupjes heel flexibel. Maar bij 1-2% van de baby’s kunnen de heupjes minder goed spreiden. Of er is een beenlengteverschil. Het kan zijn dat het heupgewricht niet helemaal goed staat. Je baby heeft dan misschien heupdysplasie. In dit artikel lees je wat heupdysplasie is, hoe je erachter komt of je baby dit heeft en wat de behandelmogelijkheden zijn.
Wat is heupdysplasie?
Het heupgewricht bestaat uit twee delen: de heupkop en de heupkom.
- De heupkom is een holte in het bekkenbot.
- De heupkop is het ronde uiteinde van je bovenbeenbot.
Deze twee passen perfect in elkaar. De heupkop zit stabiel in het midden van de heupkom. Als je baby zijn beentje beweegt, draait de heupkop in de heupkom. In de anatomie heet dit een kogelgewricht. Dit is een gewricht dat alle kanten op kan bewegen. Een ander bekend kogelgewricht in je lichaam is je schouder.
Bij heupdysplasie is de verhouding tussen de heupkop en de kom niet goed. Het kommetje van de heup is niet diep genoeg. De heupkop kan daardoor verschuiven (in plaats van alleen maar draaien) in de kom en (gedeeltelijk) in en uit de kom glijden.
Heupdysplasie komt bij 1-2% van de kinderen voor. Het is daarmee een van de meest voorkomende ontwikkelingsstoornissen.
Symptomen heupdysplasie
Als de twee botstukken van het heupgewricht niet goed in elkaar passen, kan de heup minder goed bewegen. Je baby kan bij heupdysplasie last hebben van de volgende symptomen:
- Een of beide benen draaien minder makkelijk naar buiten.
- Het ene been is langer dan het andere been of de ene knie zit hoger dan de andere knie.
- Je kindje loopt mank of waggelt.
Hoe ontstaat heupdysplasie?
De precieze oorzaak van heupdysplasie is niet bekend. De medische benaming is jarenlang ‘congenitale (=aangeboren) heupdysplasie’ geweest. Uit nieuwe wetenschappelijke inzichten bleek dat heupdysplasie ook in de eerste periode na de geboorte kan ontstaan. Daarom is de medische benaming verandert in ‘dysplastische heupontwikkeling’.
Hoewel de oorzaak niet precies bekend is, komt heupdysplasie niet overal op de wereld even vaak voor. In Afrika en Azië is deze heupafwijking zeer zeldzaam, terwijl het in Noord-Europa relatief vaak voorkomt. Bij het ontstaan van heupdysplasie speelt erfelijkheid dus een rol.
Het komt veel vaker voor bij meisjes, want 80% van de kinderen met heupdysplasie is een meisje. Deze afwijking komt ietsje vaker voor in de linkerheup dan in de rechterheup.
Bij baby’s die in stuitligging worden geboren komt heupdysplasie 2,5 tot 5,7 keer zo vaak voor.
Als laatste is de positie van de heupjes van je baby na de geboorte ook nog van belang. Baby’s die veel in spreidstand in een draagdoek liggen hebben minder kans op heupdysplasie. Het inbakeren van je baby lijkt juist een grotere kans op heupdysplasie te geven.
Diagnose heupdysplasie
Denk je dat je kindje misschien heupdysplasie heeft? Bij de huisarts of bij het consultatiebureau onderzoeken ze de heupgewrichten van je kindje.
Screening heupdysplasie bij consultatiebureau
In Nederland worden alle kinderen op het consultatiebureau gescreend door de jeugdarts. Als je baby ongeveer vier weken oud is, doet deze arts onder andere een lichamelijk onderzoek. Het onderzoek van de heupen bestaat uit het bekijken of de benen voldoende en aan beide zijden even ver kunnen spreiden. Daarnaast kijkt de jeugdarts of er een verschil is in de hoogte van de knieën.
Als de jeugdarts bij dit onderzoek een afwijking vindt, verwijst deze je baby door voor een echo. Deze vindt plaats als je kindje drie maanden oud is. Als de jeugdarts bij het eerste bezoek al vermoedt dat er sprake is van een ernstige afwijking, kan je baby ook direct doorgestuurd worden naar de kinderorthopeed voor verder onderzoek.
Het heuponderzoek wordt herhaald op het consultatiebureau als je baby drie en zes maanden oud is. Soms worden de eerste verschijnselen namelijk pas gezien als je kindje al wat ouder is.
Echo als je baby drie maanden oud is
Uit onderzoek blijkt dat 80-90& van de pasgeboren baby’s die heupdysplasie hebben, na drie maanden normale heupjes heeft. Door pas met drie maanden een echo te maken, voorkom je dat je baby onnodig wordt behandeld.
Op de echo wordt bekeken of de kommetjes van de heupen diep genoeg zijn en of ze de juiste vorm hebben. Soms is er op de echo ook heupdysplasie te zien zonder dat er bij het lichamelijk onderzoek iets afwijkends wordt gezien. Daarom worden kinderen die een grotere kans hebben op heupdysplasie (door stuitligging of bij dysplasie in de familie) vaak voor de zekerheid doorgestuurd voor een echo van de heupjes.
De echo geeft een goed beeld van de ontwikkeling van de heupgewrichten, maar als je kindje ouder is dan 7 maanden is dit beter te zien op een röntgenfoto.
Behandeling van heupdysplasie
De behandeling hangt af van de ernst van de heupdysplasie. Als de afwijking niet zo groot is, wordt de ontwikkeling van de heupjes alleen in de gaten gehouden. Meestal verdwijnt de heupdysplasie in dat geval namelijk vanzelf als je kindje groeit. De behandeling vindt altijd plaats onder toezicht van een kinderorthopeed.
Als de heupdysplasie ernstiger is, bestaat de behandeling uit het spreiden van de heupjes. Het doel van deze behandeling is dat de heupkop weer stabiel in het midden van de kom komt te staan. Meestal lukt dat het beste als de heupjes gespreid staan. Door de druk van de kop in de kom ontstaat een prikkel die de groei van de heupkom stimuleert.
Heupspreiders
Over het algemeen worden er twee verschillende hulpmiddelen gebruikt om de beentjes gespreid te houden.
- De pavlikbandage: hierbij worden de knietjes opgetrokken in een buiging van 90 graden door banden. De beentjes vallen vanzelf naar buiten door de zwaartekracht als je kindje zich ontspant. Voordeel van deze bandage is dat de heupjes van je kindje ietsje meer gebogen zijn. Het grootste nadeel is dat je baby zich, zeker bij een wat oudere leeftijd, makkelijk uit de bandage kan werken.
- De CAMP-spreider: deze houdt de heupjes van je baby in een vaste positie.
Over het algemeen moet je baby deze hulpmiddelen 23 uur per dag dragen. Ze mogen worden afgedaan bij aankleden en in bad gaan. Na 1-2 weken komt je kindje terug op de polikliniek om te kijken of de spreider goed zit. Na 6 weken wordt er vaak opnieuw een echo gemaakt om het effect van de behandeling te controleren.
De behandeling duurt gemiddeld drie tot zes maanden. Dat kan ook langer of korter zijn, afhankelijk van de ernst van de afwijking. De spreider hoort niet pijnlijk te zijn, maar je baby kan de eerste dagen na de behandeling wel wat huilerig zijn.
Door het dragen van een spreider kan je baby zijn benen wat minder goed bewegen. Hierdoor kan een tijdelijke achterstand in de motorische ontwikkeling ontstaan. Op de lange termijn heeft de behandeling van heupdysplasie geen negatief effect op de motorische ontwikkeling van je baby.
Bronnen:
Vereniging Afwijkende Heupontwikkeling – www.heupafwijkingen.nl
LUMC – Heupdysplasie
Thuisarts.nl – Heeft mijn kind misschien heupdysplasie?