De één is sneller bang dan de ander of uit dat op een wat heftiger manier. (waarschijnlijk heeft dat te maken met de mate van prikkelbaarheid van het autonome zenuwstelsel, kinderen met gevoeligere zintuigen zijn ook eerder angstig – een aangeboren iets dus. Het is niet altijd zo dat het ene kind zich meer aanstelt dan het ander, dat ene kind beleeft de angst waarschijnlijk heftiger.) Al is er verschil in temperament, alle kinderen zijn soms bang en dat is heel normaal. Angst is soms lastig maar – net als pijn – vaak ook nuttig. Angst waarschuwt je voor gevaar: niet te hard fietsen of te hoog klimmen, uit de buurt blijven van een agressieve hond.
Omdat kinderen nog niet alles van het leven begrijpen, zijn ze vaker angstig dan volwassenen. Kinderen maken elke dag veel dingen mee die ze nog niet begrijpen. Een bekende angst bij baby’s is verlatingsangst. Kleuters of kinderen op de basisschool hebben weer hun eigen angsten (monster onder het bed, of angst dat er oorlog komt). Elke fase van ontwikkeling kenmerkt zich door zijn eigen angsten.
Veel voorkomende angsten bij peuters en kleuters
Bij kinderen van anderhalf tot zes jaar komen de volgende angsten veel voor:
- Scheidingsangst, de angst om verlaten te worden door de bekende verzorgers, is nog steeds heel normaal op deze leeftijd!
- Angsten als gevolg van de eigen fantasie. Hoe ouder je kleuter wordt, hoe meer fantasie een rol gaat spelen bij angsten. Zo is het bekend dat veel kleuters bang zijn voor bijvoorbeeld:
- Poepen op de wc; (“Zou ik er zelf in kunnen vallen en wegspoelen?”)
- Bang voor het donker;
- Harde geluiden (sirenes);
- Spinnen of insecten;
- Grote loslopende dieren (honden);
- Monsters;
- Haren wassen, knippen, de kapper;
- Wondjes of ziektes, bang voor beschadigingen aan het eigen lichaam (als je bloedt kun je ‘leeglopen’?!) of dat van anderen;
- Enge dingen of wezens die niet echt bestaan, maar die voorkomen in bijvoorbeeld tekenfilms of dromen;
- Nachtmerries.
- Oudere kleuters worden gevoelig voor het oordeel van anderen, vooral van hun ouders. En daar hoort bij de angst dat de ouder hem niet meer lief vindt, angst voor straf en ook angst voor andere kinderen.
Wordt het kind ouder dan neemt de angst als gevolg van een levendige fantasie (monsters in het donker) wat af en maakt plaats voor iets reëlere angsten (brand in huis).
Veel voorkomende angsten bij schoolkinderen
- Angsten voor reële gebeurtenissen: bang zijn voor ongelukken, ziekte of dood bij zichzelf of een ouder. Bang dat er brand uitbreekt of er ingebroken wordt.
- Sociale angst. Leeftijdsgenootjes krijgen steeds meer invloed. Een kind kan bang zijn dat anderen hem niet leuk vinden of hij er niet bij hoort.
- Angst om alleen thuis te zijn zonder ouders.
- Kinderen kunnen piekeren over dingen die ze hebben gehoord of gezien zonder dat misschien helemaal te kunnen plaatsen: nare beelden op het journaal, berichten over oorlog of aanslagen.
- Faalangst. Bang om iets niet “goed genoeg” te kunnen, bijvoorbeeld op school. Ook leren fietsen of een nieuwe sport niet uit durven proberen uit angst te zullen falen.
De angst voor andere kinderen of de faalangst kunnen zó erg worden dat er een schoolfobie ontstaat: het kind is bang om naar school te gaan.
Tekenen van angst bij je kind
Hoe merk je dat je kind bang is? Niet elk kind kan of wil over gevoelens van angst praten. Toch verraadt lichaamstaal en houding veel. Tekenen van angst zijn:
- Het hebben van klamme handen;
- Buikpijn;
- Grote angstige ogen;
- Huilen;
- Dingen vermijden;
- Voorzichtig of juist heel druk spelen;
- Veranderingen in eten of slapen;
- Terugval in zindelijkheid, zoals opeens weer in bed plassen.
Hoe kun je je bange kind helpen?
Angst hoort erbij, alle kinderen zijn tijdens hun ontwikkeling wel eens een tijdje ergens bang voor. Angst neemt pas af als het kind met de enge situatie durft om te gaan. De situatie uit de weg gaan doet de angst niet verminderen. Integendeel, het maakt de angst alleen maar erger. Als kinderen leren om hun angsten de baas te worden, dan hebben ze daar hun hele leven voordeel van. Hoe kun jij je kind helpen?
- Geef het goede voorbeeld: laat zien hoe je zelf omgaat met dingen of situaties waarvoor je eigenlijk bang bent. Stimuleer je kind om de dingen die hij wil vermijden, toch te doen
- Je kind moet jou kunnen vertrouwen: als jij zegt dat het goed is, dan is het ook echt goed en hoeft hij niet bang te zijn.
- Zelfstandigheid. Stimuleer hem om zelfstandig dingen te doen en te ontdekken die passen bij zijn leeftijd: zelf het zwembad bellen voor openingstijden, een boodschap doen.
- Praat met je kind over wat hem zo bang maakt (zonder direct met oplossingen te komen) en leg niet te veel nadruk op de angst.
- Neem de leiding: in een situatie waarin zijn angst opspeelt. Ga gewoon verder, alsof er niets aan de hand is. Bij paniek NIET doorzetten.
- Bedenk tussenstappen. Probeer uw kind spelenderwijs steeds een stapje verder te laten gaan en houd vol wat goed gaat.
- Wees zuinig met geruststelling geven (“je hoeft niet bang te zijn”) maar vraag waar hij bang voor is.
- Gebruik humor en fantasie.
- Lees (samen) boekjes over de angst van je kind of over angst in het algemeen, over kinderen met angsten en hoe ze ze overwinnen.
- Enge situaties naspelen (doktertje spelen, met plastic insecten spelen).
- Laat je kind kijken hoe andere kinderen reageren die niet bang zijn voor datgene waar je kind bang voor is.
- Informatie en uitleg geven over datgene waar je kind bang voor is. Geef aan oudere kinderen uitleg over de lichamelijke dingen die horen bij angst (blozen, zweten).
- Probeer samen leuke gedachten te bedenken, die het kind kan gebruiken als het bijvoorbeeld ligt te piekeren in bed.
Wat NIET te doen bij angst: opvoedingsfouten
Hoe moet je NIET reageren op angsten van een kind?
- Zeggen dat hij zich niet moet aanstellen. Doe de angst van het kind niet af als onzin. Daarmee laat je het kind alleen met zijn angsten. Het durft de volgende keer misschien zelfs niet meer te zeggen dat het bang is.
- Word niet boos om de angsten van het kind. Boos worden verhoogt de spanning bij het kind en versterkt de angst.
- Doen alsof je zelf nooit bang bent. Er zijn ook ouders die (mogelijk vanwege eigen angsten) de angst van het kind bagatelliseren. Bijvoorbeeld over een inenting zeggen dat dat geen pijn doet. Maar een prik doet best wel een beetje pijn! Of “de hond doet niks”, als de ouder zichzelf niet helemaal lekker voelt bij honden. Het kind voelt deze camouflagetactiek vaak haarscherp aan en wordt hier helemaal niet rustiger door.
- Je kind overladen met geruststellingen, hij krijgt dan de indruk dat er echt iets aan de hand is.
- Het kind dwingen het angstige toch te doen. Sommige ouders confronteren het kind in één klap met het angstige object. Het kind durft bijvoorbeeld niet in het water en wordt door zijn vader in het diepe gegooid. Dit is bij kinderen in 99% van de gevallen geen goede methode. Voor een kind is zo’n situatie oncontroleerbaar en daardoor zeer beangstigend.
- Vermijden van dat waar het kind bang voor is. Er zijn ook ouders die juist teveel mee gaan met de angst van het kind. Ze durven niet door te zetten uit angst dat het kind een trauma oploopt. Daarmee raken ze de regie over de opvoeding kwijt en stimuleren ze in feite vermijdingsgedrag. En juist dat vermijden is één van de belangrijkste bronnen van angst.
Bronnen:
Centrum voor jeugd en gezin
H. Algra, psycholoog