De peuterspeelzaal; een plek waar kinderen vanaf ongeveer twee jaar welkom zijn. De meeste kinderen gaan twee à drie dagdelen per week een paar uurtjes naar de peuterspeelzaal. Ze doen dit totdat ze vier jaar zijn, waarna ze de overgang naar de basisschool maken. De peuterspeelzaal is ooit ontstaan vanuit het idee om kindjes goed voor te bereiden op de ‘grote’ school. Niet iedere peuter gaat naar de peuterspeelzaal en dat hoeft ook niet; het is geheel aan de ouders of ze hun kind er wel of niet heen laten gaan. Voor ouders kan deze keuze best lastig zijn. Wat doen kinderen eigenlijk op de peuterspeelzaal? Hebben ze het echt nodig? Op deze vragen en meer geven we je in dit artikel antwoord.
Van peuterspeelzaal naar peuterschool
De peuterspeelzaal zoals we die van vroeger kennen bestaat inmiddels niet meer. Door veranderde wetgeving valt de peuterspeelzaal sinds 2018 officieel onder de kinderopvang. Toch werken de meeste instanties nog wel met verschillende groepen: een groep kinderen dat gebruik maakt van kinderopvang en waar kinderen vanaf de babytijd terecht kunnen, en een groep kinderen tussen de pakweg 2,5 en 4 jaar oud. De term peuterspeelzaal wordt dan ook niet meer gebruikt, maar noemt men nu peuterschool of peuteropvang. Door de veranderde wet is het nu niet meer mogelijk om in peutergroepen alleen maar vrijwilligers te hebben. Tegenwoordig moeten er altijd beroepskrachten aanwezig zijn op de groepen. Peuterspeelzalen bestaan dan officieel misschien niet meer, toch gebruiken veel organisaties nog steeds de term peuterspeelzaal.
Wat gebeurt er op de peuterspeelzaal?
Hoewel de peuterspeelzaal ook wel een opstapje naar de basisschool is, spelen kinderen er voornamelijk. Het vaste dagritme is een belangrijke pijler. De dag is verdeeld over een centrale start waarna kinderen vaak zelfstandig mogen spelen. Ook zijn er standaard een aantal gezamenlijke activiteiten, de pauze en buiten spelen. De kinderen beginnen ‘s ochtends vaak in een kring. Iedereen mag iets vertellen, er worden liedjes gezongen en versjes gedaan. Elke activiteit op de peuterspeelzaal heeft als doel de ontwikkeling van de kinderen te stimuleren. De leiding doet dit op een speelse manier. Kinderen zingen, knutselen, knippen, verven en tekenen. Er zijn vaak puzzels, lego, duplo en allerlei ander speelgoed. Het buitenspelen is ook een vast onderdeel van de dag. Kinderen mogen deels zelf bedenken wat ze gaan doen, maar het idee is wel dat ze niet altijd hetzelfde doen. De leiding probeert ze te stimuleren nieuwe dingen uit te proberen.
Pedagogisch beleidsplan
Op de peuterspeelzaal wordt volgens een pedagogisch beleidsplan gewerkt. In dit plan staat de visie van de peuterspeelzaal. Ook wordt er beschreven op welke manier aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Er staan zaken in over groepsgrootte, omgangsvormen en belangrijke uitgangspunten.
De ontwikkeling van de kinderen wordt ook bijgehouden, geanalyseerd en met de ouders doorgenomen. Aan het eind van ieder jaar krijgen de ouders uitleg over bepaalde scores van hun kind. Ondanks de vele uren waarin de kinderen spelen, is dit ‘rapport’ toch vrij schools. Iedere peuterspeelzaal is anders en zo verschillen ook de beleidsplannen van elkaar. Zo zijn er bijvoorbeeld ook speciale ‘groene’ peuterspeelzalen, waar de leiding vaak met de kinderen buiten op pad gaat.
Dit leert je kind op de peuterspeelzaal
De meest belangrijke speerpunten van een peuterspeelzaal zijn de volgende:
- Taalontwikkeling; op de peuterspeelzaal wordt veel voorgelezen. Ook leren kinderen liedjes en versjes en worden ze uitgedaagd om hardop in de klas te spreken.
- Sociale vaardigheden; door omgang met verschillende kinderen in een groep en het contact met andere volwassenen ontwikkelen kinderen zich op sociaal gebied. Denk aan het leren samen spelen en delen met andere kindjes, op je beurt wachten, luisteren naar de juf.
- Emotionele ontwikkeling; de meeste kinderen (die niet naar de kinderopvang gaan) zijn totdat ze naar de peuterspeelzaal gaan gewend om vooral in huiselijke kring te zijn. De peuterspeelzaal maakt hun wereld groter. Ze zien andere kinderen, ze leren wat groepsdynamiek is en welke plek zij innemen in de groep. Ook leren ze langere tijd zonder – één van de – ouders te zijn en te vertrouwen op een andere verzorger.
- Motorische ontwikkeling; op de meeste peuterspeelzalen is bewegen ook belangrijk. Kinderen spelen veel buiten en doen daaromheen ook vaak fysieke activiteiten. Denk aan tikkertje, apenkooien en dansen.
Een kindje dat naar de peuterspeelzaal gaat krijgt dit alles aangeboden en komt ermee in aanraking. Dit betekent natuurlijk niet dat een kindje dat niet naar de peuterspeelzaal gaat zich niet op deze gebieden kan ontwikkelen.
Hoe doen de peuterspeelzalen het eigenlijk?
Educatieve kwaliteit matig
Pedagoog Pauline Slot deed onderzoek naar de emotionele en educatieve kwaliteit van de crèches en peuterspeelzalen. Uit dit onderzoek bleek dat de sfeer er over het algemeen goed is en de emotionele kwaliteit hoog is. Dit is goed voor de ontwikkeling van de woordenschat, zo bleek. Wel kwam uit haar onderzoek naar voren dat jonge kinderen niet voldoende worden gestimuleerd om zich te ontwikkelen op het gebied van taal- en cognitieve vaardigheden.
Op educatieve kwaliteit scoren Nederlandse crèches en peuterspeelzalen laag tot gemiddeld. Hoe hoger de educatieve kwaliteit van de crèche of peuterspeelzaal, hoe beter de kinderen hun aandacht gericht kunnen inzetten. Zo kwamen onderzoekers er bijvoorbeeld achter dat ‘vrij spel’ een negatief effect heeft op de ontwikkeling van de woordenschat en op de aandachtsfunctie van kinderen. Gemiddeld besteden de kinderen op de peuterspeelzaal hieraan 30 tot 35 procent van een ochtend. Ze spelen dan zonder begeleiding van een leidster.
Het belang van emotionele ontwikkeling
Dat Nederlandse peuterscholen het goed doen op het gebied van emotionele ontwikkeling is erg belangrijk. Uit Amerikaans onderzoek is namelijk gebleken dat peuters die op jonge leeftijd worden gestimuleerd in hun sociaal emotionele ontwikkeling, op latere leeftijd succesvoller zijn. De kans dat zij een universitaire opleiding gaan volgen is groter. De onderzoekers ontdekten dat kinderen die op peuterleeftijd minder sociaal waren, vaker niet slaagden op de middelbare school. Volgens de onderzoekers is de sociaal emotionele ontwikkeling net zo belangrijk als het aanleren van cognitieve vaardigheden.
Voor- en vroegschoolse educatie
Meestal kun je op de peuterspeelzaal ook terecht voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE).
Dit is een programma voor peuters die een (vergrote kans hebben op een) onderwijs- of ontwikkelingsachterstand. Men wil hiermee eventuele achterstanden op de basisschool indammen. Zo kunnen kinderen een betere start maken op de basisschool.
Officieel richt het programma zich op taalontwikkeling, rekenvaardigheid, motorische ontwikkeling en sociaal emotionele ontwikkeling. In de praktijk zijn het vooral de kinderen met een taalachterstand die aan dit programma meedoen. Als er door begeleiders een (op de loer liggende) achterstand wordt geconstateerd kan het kind een extra dagdeel naar de peuterspeelzaal. De begeleiders proberen deze kinderen extra te stimuleren op het gebied van de ‘achterstand’.
Het belang van spelen
De afgelopen jaren is de aandacht op peuterscholen langzaam steeds meer verschoven van spelen naar leren. Natuurlijk spelen kinderen nog steeds veel, maar het schoolse systeem wordt al meer en eerder geïntroduceerd. Dit gebeurt met een speelse manier van leren. Uit onderzoeken is gebleken dat kinderen tussen de 0 en 4 jaar een belangrijke basis leggen, waar ze hun hele leven op doorbouwen. De regering heeft in 2015 dan ook extra geld vrijgemaakt voor deze overstap naar een schoolser systeem op de peuterspeelzalen. Niet iedereen vindt dit een goede ontwikkeling. Zo zegt Eugenie de Bresser, eigenaar van een peuterschool, dat aandacht voor taal en rekenen bij peuters en kleuters verloren moeite is.
Neurowetenschappers zeggen dat de hersenen van peuters en kleuters nog niet toe zijn aan het aanleren van cognitieve vaardigheden. Er zou volgens critici meer aandacht moeten zijn voor het aanleren van zelfsturing, zoals concentreren en plannen. De Bresser vindt het zorgelijk dat er bij het veranderen naar een schoolser systeem niet is gekeken naar de mogelijke nadelige effecten.
Marlies Greve kan dit als speltherapeute beamen. Volgens haar wordt het echte spelen op peuterspeelzalen vaak afgeleerd. ‘Jammer,’ vindt ze, ‘want door te spelen, oefenen kinderen niet alleen hun taalvaardigheid en creativiteit maar ook hun sociale vaardigheden: al spelend leert een kind zich aan te passen.’