Positief Opvoeden is een opvoedstijl waarbij de nadruk ligt op het belonen van positief gedrag en het geven van oprechte aandacht. Een goede relatie tussen kind en opvoeder is belangrijk. Heel goed kijken naar wat het kind nodig heeft, en altijd oog blijven hebben voor wat het kind wél goed doet. Dat wil niet zeggen dat je alles maar goed moet vinden. Communiceren, duidelijk aangeven waar de grenzen liggen en wat de consequenties zijn als daar overheen gegaan wordt – en die dan ook direct uitvoeren – is ook een van de kenmerken van deze opvoedstijl.
De pijlers van Positief Opvoeden
De opvoedstijl is gebaseerd op de volgende vijf punten:
- Biedt een veilige en stimulerende omgeving. Het kind kan zo zijn gang kan gaan zonder al te veel sturing nodig te hebben
- Leren door positieve ondersteuning
- Aansprekende discipline: duidelijke regels en consequenties
- Realistische verwachtingen van het kind
- Als ouder goed voor jezelf zorgen
Pauline van Soldt, pedagoge en aanhanger van Positief Opvoeden geeft praktische 10 tips:
11 + 2 praktische tips om positief op te voeden
Hoe pas je Positief Opvoeden toe in de praktijk? Probeer de volgende tips.
Tip 1: Maak tijd voor je kind
Als je kind je iets wil laten zien, stop dan even waar je mee bezig bent en geef je kind gerichte aandacht. Dus leg je mobiel of je boek weg en kijk en luister écht. Dit hoeft niet veel tijd te kosten, het gaat er om dat je echt even contact hebt. Het is belangrijk om vaak korte momenten samen te zijn en dingen samen te doen die je allebei leuk vindt.
Tip 2: Geef je kind een knuffel
Meestal vinden kinderen het fijn om geknuffeld te worden of je hand vast te houden. Voor jezelf kan dit ook een rustmoment zijn. Een knuffel is een goede manier om te laten merken dat je van je kind houdt. Het versterkt jullie band.
Tip 3: Praat met je kind
Praat met je kind over dingen waar het in geïnteresseerd is, over wat je kind die dag gedaan heeft. Vertel ook zelf, bijvoorbeeld over wat je die dag hebt meegemaakt. Langere gesprekjes heb je misschien voor het naar bed gaan of tijdens het eten, maar je kunt ook interesse tonen door bijvoorbeeld tijdens het tekenen of knutselen aan je kind te vragen wat hij of zij aan het maken is.
Tip 4: Geef je kind een complimentje
Als je kind iets doet waar je enthousiast over bent, geef dan een gericht complimentje. Zeg precies wát je goed vindt. Bijvoorbeeld bij een kind dat moeite heeft met opruimen: ‘Wat goed dat je de kleurpotloden hebt opgeruimd.’ Dit stimuleert je kind om het gedrag vaker te laten zien.
Tip 5: Vervelen kun je voorkomen
Het ligt voor de hand dat kinderen vervelend kunnen gaan worden als ze niks te doen hebben. Zorg voor genoeg uitdaging. Denk bijvoorbeeld aan materiaal voor activiteiten binnen en buiten, zoals brooddeeg, knutselmateriaal, kartonnen dozen, ballen, verkleedkleren of een speeltent. Materialen hoeven niet persé geld te kosten; kinderen kunnen zich heel goed vermaken met oude lappen, een rol behangpapier en ander restmateriaal. Je kunt ze ook even op weg helpen met een opzetten van een verhaallijn of een spel of een nieuw idee laten uitwerken. Let altijd op de ontwikkelingsfase van je kind, kies iets wat bij zijn leeftijd past.
Tip 6: Een goed voorbeeld doet goed volgen
Leer je kind nieuwe vaardigheden door ze eerst voor te doen. Praat bijvoorbeeld thuis op een vriendelijke manier met elkaar door ‘alsjeblieft’ en ‘dankjewel’ te zeggen en zelf je jas netjes aan het haakje te hangen. Moedig je kind aan om ook zo te praten. Geef een compliment als dat lukt.
Tip 7: Maak duidelijke afspraken
Stel duidelijke basisregels op over hoe je kind zich moet gedragen. Maak duidelijke afspraken over wat je wel en niet van je kind accepteert. Het werkt goed om regels positief te formuleren. ‘Niet met de bal in huis spelen’ wordt bijvoorbeeld ‘met de bal spelen we buiten’. Neem de tijd om met het hele gezin te praten over de regels die in huis gelden, je kind mag zelf best meedenken. Desnoods schrijf je de regels op en hang je ze ergens in het zicht. Maak je kind vooral ook duidelijk wat de consequentie is als hij zich niet aan de regels houdt en pas die dan ook gelijk toe. (Niet de volgende dag er nog eens op terugkomen, maar direct de bal afpakken).
Tip 8: Gaat het toch mis? Probeer rustig te blijven
Natuurlijk gaat het wel eens mis. Vertoont je kind ongewenst gedrag, probeer dan rustig te blijven en geef een duidelijke instructie. Zeg dat het afgelopen moet zijn en vertel daarbij ook hoe het wel moet: ‘Hou op met ruziemaken en ga samen spelen.’ Geef een complimentje als het kind luistert. Vertel wat de consequentie is als het toch doorgaat, en grijp in indien nodig. Kies een consequentie die bij de situatie past, zoals het speelgoed weghalen waar ruzie om wordt gemaakt.
Tip 9: Perfecte kinderen bestaan niet!
Wees realistisch in de verwachtingen die je hebt van je kind. Ieder kind is uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Wanneer ouders te veel van het kind verwachten of willen dat het meteen alles goed doet, kunnen er problemen ontstaan. Fouten maken mag, meestal doet een kind het niet met opzet.
Tip 10: Perfect ouders bestaan ook niet!
Ook ouders zijn niet perfect. Als ouder is het niet altijd makkelijk om je als de perfecte opvoeder te gedragen, en dat mag ook. Ouderschap is een leerproces, met steeds weer nieuwe uitdagingen. De perfecte ouder proberen te zijn leidt alleen maar tot frustraties en teleurstellingen. Welk type ouder ben jij?
Tip 11: Zorg goed voor jezelf
Zorg goed voor jezelf! Het is moeilijk om een rustige en ontspannen ouder te zijn als je onvoldoende tot rust komt, te gespannen bent of je zorgen maakt. Probeer dus elke genoeg tijd vrij te maken om je te ontspannen of dingen te doen die je zelf leuk vindt. Al is het maar een half uurtje. Op deze manier ben je alleen maar een leukere ouder op de momenten dat je er wel helemaal voor je kinderen bent.
En omdat er zóveel over positief opvoeden te vertellen valt, nog twee bonustips:
Tip 12: Geef je kind enige controle met keuzeopties
Een bevel als “doe nu je jas aan” roept weerstand op. Het kind wordt zo alle controle ontnomen. Als je vraagt: “wil je je jas aandoen?” klinkt dat al vriendelijker, en waarschijnlijk is je kind meer geneigd hier in mee te aan. Maar, op die vraag kun je natuurlijk ook “nee” antwoorden. Een andere mogelijkheid is om je kind een keuze te geven. Bijvoorbeeld “Wil je eerst je schoenen aandoen of doe je eerst jas aan?”. Je geeft daarmee aan dat je wilt dat het gebeurt, roept op die manier geen weerstand op maar geef je kind toch wat controle. Geef alleen keuzeopties die jij acceptabel vindt.
De manier waarop je iets zegt kan veel verschil maken. Kinderen zijn eerder geneigd te luisteren als iets gezegd wordt op een vriendelijke, respectvolle manier.
Tip 13: Laat je kind zelf oplossingen bedenken
Als je kind niet wilt doen wat jij vraagt, laat je kind dan zelf meedenken over een goede oplossing. Zo ontwikkelen ze probleemoplossende vaardigheden. Geef je kind de kans om zelf verantwoordelijkheid te nemen. Is zijn oplossing er geen een waar jij het mee eens kunt zijn, leg dan uit waarom je het er niet mee eens bent en zoek samen verder naar een passende oplossing. Door samen een oplossing te zoeken voorkomen je een welles-nietes patstelling.
Met dank aan/bron: Pauline van Soldt, pedagoge / tripple P