Zodra je weet dat je zwanger bent moet je zelf contact opnemen met een verloskundige bij jou in de buurt (of met je huisarts). Het eerste consult zal rond de 8e week van je zwangerschap zijn. Deze intake zal langer duren dan de vervolgafspraken, omdat de verloskundige je veel zal vragen over je medische geschiedenis en die van je partner. Je bloeddruk word opgenomen en je bloed zal worden getest op bloedgroep, resusfactor en bijvoorbeeld hb-gehalte (ijzer). Welke controles er nog meer volgen lees je in dit artikel.
Controles bij de verloskundige of gynaecoloog
De verloskundige zal tijdens alle controles het volgende doen:
- Je bloeddruk meten
- De groei van de baarmoeder in de gaten houden
- Luisteren naar het hartje van de baby. Helaas is dit de eerste keer waarschijnlijk nog niet te horen, omdat de baarmoeder nog te klein is en achter het schaambot verstopt zit.
Een of twee keer in de zwangerschap zal de verloskundige bloed afnemen om te controleren op onder meer het ijzergehalte in het bloed (hb), op HIV en geslachtsziekten. De eerste keer dat ze bloed afneemt zal ze ook je bloedgroep bepalen en de resusfactor.
Het gewicht van de moeder bepalen doen de meeste verloskundigen niet meer, omdat het eigenlijk niet zoveel zegt over de groei van de baby. Door misselijkheid kan de moeder bijvoorbeeld afvallen, terwijl de baby gewoon goed doorgroeit. Ook de hoeveelheid vruchtwater is bij elke vrouw verschillend en mede bepalend voor het extra gewicht. Sommige verloskundigen standaard een of twee keer je urine op aanwezigheid van suiker en eiwit, sommige alleen als daar aanleiding toe is.
Als er verder geen bijzonderheden zijn blijft het daarbij. Is er wel reden voor verder onderzoek dan zal de verloskundige dat doen of je indien nodig doorsturen naar de gynaecoloog. Bij zwangerschappen waar wat bijzonders mee aan de hand is, zoals bijvoorbeeld een meerlingzwangerschap, of wanneer de moeder een bepaalde ziekte heeft, neemt de gynaecoloog de hele controle van de zwangerschap over van de verloskundige.
Standaard echo’s bij iedere zwangerschap
In Nederland worden er bij zwangerschappen die zonder bijzonderheden verlopen, twee keer een echo gemaakt. In het begin, rond de 10 weken een termijnecho en halverwege de zwangerschap de 20 weken echo. Indien nodig kunnen er nog meer echo’s worden aangevraagd. En als je het leuk vindt kun je zelf altijd nog voor de “pretecho” gaan natuurlijk.
Lees ook: soorten echo’s tijdens de zwangerschap
Frequentie van controles bij de verloskundige
In het begin zal je om de 4 weken voor controle naar de verloskundige gaan, maar hoe verder de zwangerschap vordert hoe hoger de frequentie van de bezoekjes wordt. De laatste maand zullen de controles iedere week plaatsvinden. Stel in ieder geval elke keer al je vragen aan de verloskundige en laat je goed voorlichten. Ook als je je tussen twee controles in afvraagt of het wel goed gaat moet je altijd even bellen.
Prenataal onderzoek op afwijkingen baby
De afgelopen jaren is er steeds méér mogelijk op het gebied van prenatale screening. In Nederland worden tests aangeboden om te screenen op down-, edwards- en patausyndroom en de 20 wekenecho. De onderzoeken zijn op vrijwillige basis, je beslist zelf of je dit wilt of niet.
Down-, edwards- en patausyndroom
Al vroeg in de zwangerschap kun je laten onderzoeken hoe groot de kans is dat het kindje een chromosoomafwijking heeft. De kans op downsyndroom (trisomie 21), het edwardssyndroom (trisomie 18) of patausyndroom (trisomie 13) kunnen op twee manieren worden getest. De twee laatste zijn zeer ernstige afwijkingen met weinig overlevingskansen voor het kind. Met de NIPT en de combinatietest. Beide testen zijn zonder risico voor het kind en de moeder.
Niet Invasieve Prenatale Test – NIPT
Relatief nieuw is de NIPT test.Een zeer betrouwbare bloedtest, die wordt afgenomen bij de zwangere vrouw. In dat bloed zit zowel DNA van de moeder als van de placenta. Het bloed wordt naar het laboratorium gestuurd en daar kan worden bepaald hoe groot de kans is dat er bij de baby mogelijk één van deze drie chromosoomafwijkingen (downsyndroom, het edwards- of patausyndroom ) voorkomt. Als hier een verhoogde kans uitkomt is vervolgonderzoek mogelijk. De NIPT kan worden gedaan vanaf 11 weken.
In principe kan nu elke zwangere vrouw in Nederland deze test laten doen. Voorwaarde is wel dat er toestemming gegeven wordt dat de gegevens van deze test en de zwangerschap gebruikt mogen worden voor het TRIDENT wetenschappelijk onderzoek naar het gebruik van de NIPT test in Nederland. Lees meer op www.meerovernipt.nl
Combinatietest
De combinatietest bestaat uit twee onderdelen: een bloedtest (niet de NIPT!) en een nekplooimeting. Deze test wordt overigens in veel gevallen niet vergoed door de zorgverzekering.
De bloedtest wordt gedaan tussen de 9e en 14e week. Tussen de 11e en 14e week wordt met behulp van een echo de dikte van de nekplooi (een dun vochtlaagje onder de huid in de nek) van het vruchtje gemeten. De dikte van deze plooi, de leeftijd van de moeder en de gegevens uit het bloed samen worden gebruikt om de kans te bepalen dat het ongeboren kind een chromosoomafwijking heeft. Als er tijdens de echo andere zaken aan het licht komen moet de echoscopist dat ook altijd vertellen.
Let wel, er wordt hier een kans berekend. Die is vrij goed in te schatten, maar geeft geen 100 procent zekerheid.
Bij een sterk verhoogde kans op het voorkomen van een afwijking kan er vervolgonderzoek worden gedaan. Dat vervolgonderzoek kan bestaan uit de NIPT, een vlokkentest of een vruchtwaterpunctie.
Vlokkentest
De vlokkentest kan worden gedaan tussen de 11de en 14de week van de zwangerschap. Er wordt dan weefsel van de moederkoek weggenomen dat in het lab verder wordt onderzocht. De gynaecoloog doet dat via de vagina of de buikwand. De uitslag is binnen twee weken bekend. Soms is alsnog een vruchtwaterpunctie nodig.
Vruchtwaterpunctie
Een vruchtwaterpunctie kan rond de 15-16 weken zwangerschap plaatsvinden. Via een naald wordt er door de buikwand vruchtwater uit de baarmoeder afgenomen. Zo kunnen er cellen uit het vruchtwater worden onderzocht. De uitkomst van deze test is zeer betrouwbaar. In de meeste gevallen kan door de vruchtwaterpunctie wel met zekerheid worden aangegeven of het kindje wel of niet de onderzochte chromosoomafwijkingen heeft.
Een van de nadelen van de vruchtwaterpunctie is dat het vrij laat in de zwangerschap moet gebeuren, en daarna de uitslag nog drie weken op zich laat wachten. Mocht je besluiten de zwangerschap af te breken bij een ongunstige uitslag dan ben je dus al halverwege de zwangerschap. Je hebt de baby misschien al gevoeld en het nieuws al verteld aan de omgeving.
Een ander nadeel bij beide onderzoeken is dat er een kleine kans bestaat op een miskraam (in 0,3 tot 0,5 procent van de gevallen).
Risicofactoren
Welke vrouwen hebben een verhoogd risico zwanger te raken van een kindje met een van deze chromosoomafwijkingen? De leeftijd van de moeder, onder meer. Maar ook als er bepaalde erfelijke afwijkingen voorkomen in de familie van de vrouw of in die van haar partner is er mogelijk een verhoogd risico. Overleg dat met je verloskundige.
Wel of niet testen?
Ga voor jezelf na of je een test wilt laten doen en welke dan. Geeft een test bijvoorbeeld aan dat de kans op downsyndroom klein is dan wordt er soms onterecht gedacht dat de baby ook geen andere afwijkingen heeft. Er kunnen andere erfelijke aandoening of aangeboren afwijking zijn waar deze test niet voor is gemaakt. Los van fouten in het DNA kan er ook tijdens of vlak na de geboorte altijd iets misgaan waardoor je kind bijvoorbeeld gehandicapt zal blijken. Meestal gaat het goed, al kunnen er geen garanties worden gegeven.
Kijk voor meer informatie over prenatale diagnostiek op www.zwangernu.nl. Ook voor overige vragen over gezond zwanger zijn en zwanger zijn als je een (chronische) ziekte hebt is dit een duidelijke en informatieve site.
Extra prenataal diagnostisch onderzoek
Als er een verhoogd risico lijkt te zijn op een kind met een afwijking kun je nog meer diagnostisch onderzoek laten doen. Ook al voordat je zwanger wordt. Heb je twee of meer miskramen gehad voor de 16 weken zwangerschap bijvoorbeeld, dan kom je daarvoor in aanmerking. Dan zal er worden gekeken of één van jullie mogelijk drager is van een chromosomale afwijking.
Ben je al zwanger maar blijkt uit het intakegesprek bij de verloskundige dat de baby een verhoogd risico heeft op een bepaalde afwijking, dan zijn er ook nog meer mogelijkheden voor onderzoek. Je wordt doorgestuurd naar een centrum voor prenatale diagnostiek. Er is zoveel meer mogelijk dan een aantal jaar geleden!
Denk aan:
- Genotypering door middel van bloedtest, vlokkentest of vruchtwaterpunctie
- Karyotypering (chromosoomonderzoek Down Syndroom)
- DNA-onderzoek naar gen-defecten (ziekte van Huntington, Cystic Fibrosis ofwel taaislijmziekte, haemoglobinopathieën, hemofilie, ziekte van Duchenne, sikkelcelziekte)
- Mitochondrieel DNA onderzoek naar erfelijke aandoeningen (spierziekten, ademhalingsziekten)
- Alfafoetoproteïnegehalte (AFP) bepaling in vruchtwater door een vruchtwaterpunctie (open rug)
- Biochemisch onderzoek (stofwisselingsziekten) naar bijvoorbeeld de ziekte van Pompe
- Geavanceerd ultrageluid onderzoek (open rug, hartafwijkingen, lip-, kaak- en gehemeltespleten)
Bronnen: www.onderzoekvanmijnongeborenkind.nl , www.inspe-verloskunde.nl, deverloskundige.nl