In de baarmoeder heeft je baby alle ruimte om te bewegen. Nou ja, in ieder geval de eerste maanden. Maar als de bevalling dichterbij komt, wordt de baarmoeder steeds krapper. Waar je kindje in het begin de ruimte heeft om zich in alle richtingen te draaien, wordt dat in de laatste weken steeds lastiger. Meestal draait je baby zich in de laatste weken met zijn hoofdje naar beneden en daalt dan in. Dit is de ideale positie om in te bevallen. Maar wat als dat niet gebeurt? En hoe weet je of je kindje goed ligt?
Wat is de normale liggingshouding van je baby?
Aan het einde van de zwangerschap, rond 36 weken, liggen de meeste baby’s met hun hoofd naar beneden in het bekken van hun moeder. Je kindje ligt met de kin op de borst, zodat het hoofdje voorovergebogen is. Het achterhoofd ligt tegen de baarmoederhals aan. Je baby kijkt naar je stuitje. Het gezicht ligt dus richting je ruggengraat. Dit heet een achterhoofdsligging. Je baby komt met het achterhoofdje eerst naar buiten bij de bevalling. Dit is namelijk het smalste gedeelte van het hoofdje. Dat maakt de achterhoofdsligging de makkelijkste manier om te bevallen. Als je baby een andere houding heeft, maakt dit de bevalling lastiger.
Afwijkende liggingshoudingen
De bekendste afwijkende liggingshouding is een stuitligging. Je kindje ligt dan met zijn billen naar beneden. Ongeveer 3-4% van de baby’s ligt bij 36 weken in een stuitligging. Dit verhoogt de kans op complicaties tijdens de bevalling.
Daarnaast kan je baby ook overdwars liggen. Bij een dwarsligging ligt je kindje met zijn hoofd aan de ene kant en zijn benen aan de andere kant (van links naar rechts of andersom) in de baarmoeder.
Bij een aangezichtsligging ligt je kleine wel met zijn hoofdje naar beneden, maar is het hoofd te ver naar achteren gebogen. Het gezicht van je kindje ligt tegen de baarmoedermond. Omdat dit gedeelte van het hoofd breder is, kan de bevalling lastiger zijn. Je kunt wel natuurlijk bevallen, maar de uitdrijving kan langer duren.
Bij een voorhoofdsligging ligt je baby met het voorhoofd richting de baarmoederhals in plaats van met het achterhoofd. Als je baby het hoofd nog verder achterover buigt, komt je kindje in aangezichtsligging. Dat maakt de bevalling makkelijker.
Ligt je baby in kruinligging, dan ligt de kruin tegen je baarmoederhals aan. Dit gedeelte van het hoofd is ook breder dan het achterhoofd. Dat maakt het ook in deze houding lastiger om op een natuurlijke manier te bevallen.
Als je baby een sterrenkijker is, kijkt je kleine naar het schaambot (dit zit aan de voorzijde) in plaats van richting je stuitje. Je kindje ligt dus met het gezicht richting je buik.
Liggingsecho
Als je wilt weten in welke houding je baby ligt, kun je rond de 36 weken een liggingsecho laten maken. Dit gebeurt in overleg met je verloskundige. Meestal wordt er alleen een liggingsecho gemaakt als de verloskundige vermoedt dat je baby in stuit ligt. Als je baby dwars ligt of in stuit, kan met een liggingsecho bekeken worden of er een oorzaak is voor deze afwijkende ligging. Tijdens deze echo kijkt de echoscopist ook naar de plaats van de placenta, de hoeveelheid vruchtwater en de groei van je baby.
Bevalling met een afwijkende liggingshouding
De bevalling is vaak lastiger als je kindje niet in de achterhoofdsligging ligt. Als de verloskundige of gynaecoloog ziet dat je baby in stuit ligt, proberen ze soms om het kind te draaien. Dit heet een draaipoging of versie. De verloskundige draait je kindje met de hand door druk te zetten op de buitenkant van je buik. Je kindje draait zo van stuitligging naar hoofdligging via een soort koprol. Als dit niet lukt, moet je soms bevallen via een keizersnede.
Natuurlijke bevalling bij een afwijkende liggingshouding
Een natuurlijke bevalling kan meestal gewoon als je baby een afwijkende liggingshouding heeft. Het hangt er natuurlijk wel van af in welke afwijkende liggingshouding je baby ligt. De bevalling duurt meestal langer, omdat het smalste deel van het hoofd niet als eerste naar buiten komt.
De kans op medisch ingrijpen tijdens de bevalling is ook groter. Als de afwijkende liggingshouding van je baby van tevoren bekend is, kun je er soms ook voor kiezen om in het ziekenhuis te bevallen.
Mogelijke medische ingrepen bij een afwijkende liggingshouding van je baby zijn bijvoorbeeld:
- Omdat je kindje niet in de ideale houding ligt, is de kans groter dat je inscheurt of ingeknipt moet worden.
- De uitdrijving gaat niet snel genoeg: je kindje moet geholpen worden met een vacuümpomp of tangverlossing.
Keizersnede bij een afwijkende liggingshouding
Als de afwijkende liggingshouding van tevoren wordt vastgesteld, kun je in overleg met de gynaecoloog ook kiezen voor een keizersnede. Dit is een geplande keizersnee. Onder plaatselijke verdoving (ruggenprik) of algehele narcose wordt je kindje dan gehaald.
Als de natuurlijke bevalling niet goed verloopt, komt je kindje ter wereld via een spoedkeizersnede.
Er zijn verschillende redenen om wel of niet voor een keizersnede te kiezen. Het is verstandig om de voor- en nadelen van een (geplande) keizersnee met je verloskundige of gynaecoloog te bespreken.
Een keizersnede is een grote buikoperatie. Bij een klein percentage (0,8% van de vrouwen) ontstaat bij een keizersnee ernstige complicaties. Denk daarbij bijvoorbeeld aan veel bloedverlies, een infectie of trombose. Een keizersnee heeft altijd gevolgen voor een volgende zwangerschap. Er is een kleine kans dat het litteken van de keizersnede tijdens een volgende bevalling scheurt. Dit heet een uterusruptuur. Dit gebeurt bij 8 op de 1000 vrouwen. Als je meerdere keizersnedes hebt (gehad), wordt het risico op complicaties tijdens de operatie of tijdens een volgende zwangerschap groter.
Bronnen:
De verloskundige – Stuitligging;
St-anna – Liggingsafwijking;
Medicinfo Encyclopedie – Liggingsafwijkingen van de baby;
De gynaecoloog – Je baby laten draaien bij stuitligging: een versie;
De gynaecoloog – Hoe wil ik bevallen van mijn kind in stuitligging?